Van mijn jongste dochter Freya, die al verschillende malen Ierland bezocht heeft hoorde ik dat Ieren elkaar op een speciale manier begroeten. 's Morgens en/of wanneer zij elkaar 's avonds terug zien. 'How's the craick ?' -uitgesproken als How's te crack- . Steevast krijg je dan : The craick is good, of een verhaaltje te horen. Ik testte dit uit en inderdaad, een kelner in het hotel antwoordde : The craick is there are a lot of loudy German tourists.
Dag 6, zaterdag 14 juli
Lisdoonvarna (Iers = Lios Duin Bherna of 'binnenplaats van het fort in het dal') ligt op de rand van het Burren nationaal park. Het is een 'spa' stad, er zijn dus weldoende bronnen. De stad is echter voornamelijk gekend om het jaarlijks in september georganizeerde Matchmaking Festival. Er zijn nog altijd koppelaars te vinden die proberen, tegen betaling, een geschikte partner te vinden voor zoekende vrijgezellen. De bekendste huidige koppelaar is Willie Daly, die de vierde generatie koppelaar in zijn familie is. Gelukkig waren wij hier in juli !
Wij hadden vandaag een vrije voormiddag. Hugo deed wel voor de liefhebbers een natuurwandeling van 1 of 2 uur. Ik profiteerde er van mijn benen even te laten rusten omdat ik sinds enkele dagen een pijnlijke knie had. Toch kon ik niet aan de verleiding weerstaan om het stadje eens te bezoeken. Dat was wel rap gedaan : één hoofdstraat, enkele zijstraatjes en dat was het. Dus véél rusten.
s Namiddags kwam er een Ierse coach die ons naar de Cliffs of Mohair ging voeren.
Natuurlijk ging dit niet rechtstreeks maar weer langs verschillende dorpjes en stadjes en langs een schilderachtige kustweg. De zee, eigenlijk de Atlantische Oceaan (Iers = An 'tAigéan Atlantach) is hier nooit ver weg. Ruik je de zeelucht ? Hoor je de krijsende meeuwen ?
Wij doorkruisten een groot deel van het Burren (Iers = Boireann of grote rots) Nationaal Park. Een uniek karst-landschap, met vooral kalksteen met in het noorden de baai van Galway en in het zuiden de Cliffs of Moher.
Eén van Cromwell's generaals, ene Edmund Ludlow, zei in 1651 over de Burren : Na een mars van twee dagen met niets dan slechte ervaringen kwamen wij aan in de baronie van Burren. Dit is een streek waar geen water genoeg is om de dorst van een mens te lessen, geen boom of hout genoeg is om hem op te hangen, geen aarde genoeg is om hem te begraven.
Uiteraard zou Hugo, Hugo niet zijn als hij niet nog enkele verrassingen voor ons in petto had. De eerste daarvan was de stop in Kilfenora (Iers = Cill Fionnabhrach of 'De kerk van de witte weide). De officiële naam die je op de wegwijzers ziet is Cill Fhionnurach. Dit omdat de heilige Fuinnuir ooit eens met Kilfenore in verband met gebracht. De geschiedenis van de stad gaat enkele duizenden jaren terug. Vroeger was er een belangrijke kloostergemeenschap. Getuigen daarvan zijn de vele grote Keltische kruisen. Kilfenora word daarom ook wel eens de 'City of the Crosses' genoemd. Wij bezochten de St.Fachtna abdij, gesticht in de zesde eeuw. Hier staat één van de grootste Keltische kruisen, voor weer en wind beschut door een grote glazen stolp. Het kruis, met een bisschopsfiguur is 4,5 m groot en DE bezienswaardigheid.
Op onze eerste dag in Ierland vertelde Hugo al over de grote hongersnood einde de 19de eeuw, de 'Great Irish Famine'. In 1800 leefden er ongeveer 8 miljoen Ieren in Ierland. In 1845 bij het uitbreken van de hongersnood waren er meer dan 8 miljoen. Tussen 1845 en 1849 stierven meer dan 1 miljoen mensen. Daarenboven ontvluchtten meer dan 1 miljoen mensen Ierland om uit te zwerven naar Groot Brittanië, de U.S.A., Canada en Australië. Je kan gerust spreken over een Ierse diaspora !
De oorzaak van die hongersnood was een mislukte aardappeloogst. Een schimmel deed de vruchten rotten in de grond. Om toch te overleven aten de mensen hun poot-aardappelen op, dus hadden er geen meer over om het volgende jaar te planten. Verschillende wetenschappers bestudeerden de ramp maar slaagden er niet in een hulpmiddel te vinden. De Ierse regering vroeg de Britse om hulp, maar die stuurden hun kat !
Overal in Ierland kom je monumenten tegen om de grote hongersnood 'The Famine' te herdenken.
In Ennistymon (Iers = Inis Diamain of de weide aan de rivier Diamain), een stadje even bezuiden Kilfenora was onze volgende stop. Hier staat één van de aangrijpendste monument : een jongetje dat op een gesloten deur klopt. De tekst op de gedenkplaat :
'Gentlemen, there is a little boy, named Michael Rice of Lahinch, aged about four years. He is an orphan, his father having died last year, and his mother has expired last Wednesday night, and who is about being buried without a coffin ! Unless ye make some provision for such. The child in question is now at the workhouse gate expecting to be admitted. If not, he will starve.
Aangrijpend !
Via Lahinch (Iers : An Leacht, een verkorting van 'Leacht Ui Chonchubhair' of 'half eiland van de O'Connor chiefs) reden we naar Liscannor (Iers : Lios Ceanmuir of 'het fort van O'Connor', O'Connor is in het Keltisch 'Cennur'). Van hieruit kan je naar de Aran eilanden varen of per heli naar toe vliegen. Het stadje heeft een klein zandstrandje, maar vooral een rotsstrand. Het is tegenwoordig erg geliefd bij surfers.
Het stadje geniet vooral bekendheid als de geboorteplaats van John Holland. Wie ? John Holland is de uitvinder van de onderzeeër. Hij werd geboren in Castle Street, nu uiteraard Hollandstreet, in 1841. Hij was gefascineerd door de zee en vooral door schepen die onder water vaarden. In 1873 week hij uit naar Amerika waar hij bleef zoeken naar onderwater schepen, vooral met de bedoeling Britse oorlogsschepen te kelderen. In 1881 bouwde hij een onderzeeër 'The Fenian Ram' met een driekoppige bemanning. Erg goed deed dat ding het niet als oorlogswapen. Het eindigde zijn carriere als museumstuk in Patterson, New Jersey. In 1898 liet hij de 'Holland' te water. Deze deed het wel. Spijtig genoeg was er toen geen oorlog. John Holland stierf in augustus 1914, enkele dagen voor W.O. I. uitbrak. Aan de haven van Liscannor staat een gedenksteen voor hem, geschonken door de U.S. Navy.
Wij lieten Liscannor enkele kilometer achter ons om aan het begin van de Cliffs of Moher aan te komen, aan Hag's Head.
The Cliffs of Moher ! (Iers = Aillte an Mhothair of 'klippen van de ruïne). Aan Hag's Head rijzen ze 120 meter boven de oceaan spiegel uit om hun maximumhoogte van 214 meter te bereiken juist ten noorden van de O'Brien toren. Op een heldere dag kan je van hieruit de Aran eilanden in de Galway baai zien en de heuvels van Connemara. De kliffen waren het decor voor enkele filmen : als de Cliffs of Insanity in The Princess Bride, als de openingsbeelden van David Lean's film Ryan's Daughter.
Zij zijn een schoolvoorbeeld van kust-erosie. Je kan, met een goede verrekijker, de gesteente lagen tellen. Miljoenen jaren geologische geschiedenis zijn er als het ware een open boek.
Onderweg bij het klimmen hoorde ik zingen en harp spelen. Mensen applaudiseerden. Wanneer ik vlakbij was merkte ik dat het een zangeres was, Tina Mulrooney. Uiteraard bleef ik haar even bewonderen. Net toen ik wou doorgaan begon zij opnieuw te zingen en spelen : Danny Boy !
Oh Danny boy, the pipes, the pipes are calling
From glen to glen, and down the mountain side
The summer's gone, and all the flowers are dying
'Tis you, 'tis you must go and I must bide.
But come ye back when summer's in the meadow
Or when the valley hushed and white with snow
'Tis I'll be here in sunshine or in shadow
Oh Danny boy, oh Danny boy, I love you so.
And if you come, when all the flowers are dying
And I am dead, as dead I well may be
You'll come and find the place where I am lying
And kneel and say an 'Ave' there for me.
And I shall hear, tho' soft you tread above me
And all my dreams wil warm and sweeter me
If you'll not fail to tell me that you love me
I'll simply sleep in peace until you come to me.
I'll simply sleep in peace until you come to me.
Weer een aangrijpende tekst, spijtig dat je de melancholische muziek er niet kan bij horen. Héél speciaal aan dit liedje is dat het steeds gezongen word in New York, misschien zelfs in de hele Verenigde Staten, als er een politie-agent word begraven. Misschien heb je het zelf al eens gehoord in een tv feuilleton of een film.
Nu iets meer over de toren van O'Brien. Hij is gebouwd in 1835 door Cornelius O'Brien, nazaat van Brian Boru, een van de koningen van Thomond. Cornelius voorzag dat hij, door een uitkijktoren te bouwen, het toerisme op gang zou brengen. Dit zou een weldaad zijn voor de lokale economie en de mensen uit hun armoede halen. Hij stierf in 1857 en ligt begraven in St.Brigid's Well. Een vooruitziende geest !
Op onze terugweg bezochten wij nog de ruïne van een kerk en de Poulnabrone Dolmen. Poulnabrone wil zeggen 'de kuil van de zorgen'. Hij zou dateren van 3800 tot 3200 voor Christus, de vroege Bronstijd. Hij is zo'n twee meter hoog. In dit hunnebed zijn meerdere stoffelijke resten van volwassenen en kinderen gevonden. Het zou het meest gefotografeerde voorwerp in Ierland zijn. Inderdaad hij is mooi. Toch blijven er bij mij twijfels aanwezig.
Langs het kasteel van een Ierse 'bloody Mary', een madam die meer dan 20 echtgenoten versleet reden wij naar ons hotel.